Roos, heester, behorend tot de rozenfamilie. Wilde of botanische rozen hebben hun oorsprong in de gematigde streken van het noordelijk halfrond.
Je bekijkt de voor mobiel aangepaste versie van de pagina.
Die voor tablets, laptop en desktop biedt ook algemene informatie, zoals herkomst, giftigheid en teelt.
- Rozen zijn niet giftig; van de rozenbottels van de rimpelroos (Rosa rugosa) wordt jam gemaakt.
Roos – (Rosa), heester, behorend tot de rozenfamilie (Rosaceae). Wilde of botanische rozen hebben hun oorsprong in de gematigde streken van het noordelijk halfrond. De ruim 100 soorten botanische rozen vormen de basis van de ruim 13.000 cultivars. Dat aantal neemt elk jaar toe.
De botanische rozen hondsroos (Rosa canina), egelantier (Rosa rubiginosa) en de duinroos (rosa pimpinellifolia) bevolken nog steeds ruigten, heemtuinen en braakliggende terreinen.
Rozen houden van voedzame grond (lichte klei heeft de voorkeur) en een beschutte plek in de volle zon. Bij droogte tijdig water geven, want rozen verdragen droogte slecht.
Dossier rozensoorten geeft een overzicht van de vele soorten veredelde rozen.
Plaaginsect
Bladluizen op de bladeren, bloemknoppen en stelen. Soms vergezeld van mieren die de luizen ‘melken’ voor de honingdauw.
Aangevreten bloemknoppen door de Johanneskever (Phyllopertha horticola).
Uit de bladranden zijn ronde happen genomen: de lapsnuitkever (Otiorhynchus sulcatus) eet o.a. rozenblad, beginnend aan de randen.
Rupsen in opgerolde bladeren of ingesponnen tussen bladeren; vraatschade aan de knoppen en het blad: bladroller (Tortricidae). De anjerbladroller (Cacoecimorpha pronubana) en de koolbladroller (Clepsis spectrana) zijn vaak op rozen te vinden.
Schimmels & ziektes
Ronde, grijze tot donkerbruine tot + 1 cm grote vlekken ontstaan op het blad: spikkelziekte (Alter
Op blad ontstaan onregelmatige vlekken, eerst geel, daarna bruin, verkleurend naar paars. Blad valt vroegtijdig af. Jonge scheuten kunnen paarse vlekken vertonen: blad- en stengelvlekziekte (Septoria)
Stervormige zwarte vlekken op bladeren en stengels met vroegtijdige bladval tot gevolg: sterroetdauw (Diplocarpon rosae).
Witte poederachtige vlekken op het blad; bij ernstige aantasting is soms ook de onderkant met schimmelplekken overdekt. Jong blad raakt misvormd; vertraagde groei van de roos: echte meeldauw (Sphaerotheca pannosa).
Op blad, stengel, steel en kroonblad ontstaan paarse tot grijszwarte vlekken. Blad vergeelt, aan de onderkant zit schimmelpluis, blad valt vroegtijdig af: valse meeldauw (Pseudoperonospora sparsa).
Een paar maanden na aanplant worden wortels aangetast, vergeelt het blad, groei blijft achter, roos sterft: Phytophthora of Pythium wortelrot.
In de zomer verschijnen plekken met oranje/bruine schimmelsporen op de onderkant van het blad. ’s Winters worden de schimmelsporen bruinzwart: rozenroest (Phragmidium mucronatum).
Bladeren krijgt loodachtige kleur: loodglans (Chondrostereum purpureum).
Overig
Een geënte roos kwakkelt terwijl de onderstam scheut na scheut produceert. Meestal gaat het enten goed, af en toe ook niet. Soms is er dan sprake van entingsincomptabiliteit als de eigenschappen van de onderstam niet aansluiten op die van de te enten roos. Vervang de roos.
Stamroos blijft in groei achter, blad vergeelt al in de zomer, bij droogte is er al snel sprake van uitdroging. Van de onderstam is de bast (gedeeltelijk) afgekrabd: katten willen de nagels nog wel eens slijpen aan stamrozen. Omwikkel de stam met gaas.