De aardappel is een plant met ondergrondse knollen. De aardappel is wereldwijd het belangrijkste voedselgewas na rijst, tarwe en mais.
Je bekijkt de voor mobiel aangepaste versie van de pagina.
De weergave voor tablets, laptop en desktop biedt ook algemene informatie, zoals herkomst, giftigheid en teelt.
De aardappel (Solanum tuberosum) is een plant met ondergrondse knollen. De aardappel is wereldwijd het belangrijkste voedselgewas na rijst, tarwe en mais.
De aardappel komt uit Zuid-Amerika, en is in Europa sinds de zestiende eeuw een van de basisvoedingsmiddelen.
Aanaarden, het ophogen van de aarde rond de plant zorgt voor meer wortelgroei en daardoor meer aardappels kan het beste zodra het loof 20 cm hoog is; blijf dat doen tot de kans op vorst aan de grond is geweken. Zorg dat de aardappelen niet bovengronds komen, waardoor ze groen worden en het giftige solanine ontwikkelen. Groene aardappelen zijn niet meer eetbaar. Snij de groene delen weg; verhitten vernietigt solanine niet.
De aardappelen kunnen worden geoogst zodra ze zijn uitgebloeid en het blad slap gaat hangen. Rooi een plant en kijk of de aardappels al groot genoeg zijn. Rooi in het begin naar behoefte. Late soorten moet je ook later oogsten; wacht met de oogst tot het loof verdroogt.
Laat de aardappelen een of twee dagen op het veld drogen, of als het regent in een schuur of garage. Oogst alle aardappelen, ook de allerkleinsten; dat voorkomt de vorming van nieuwe aardappelplantjes in het volgende seizoen, wat ziektes in de hand werkt. Ruim al het aardappelloof op en doe dit in de groencontainer. Aardappelloof kan niet op de composthoop, want het kan schimmels en ziektekiemen bevatten.
In september kunnen de bewaaraardappelen worden geoogst. Laat bewaaraardappelen niet te lang in de grond zitten: slakken (naaktslak) zullen ze aantasten.
Wisselteelt is in de landbouw verplicht voor de teelt van aardappels – hierdoor krijgen aardappelziekte en coloradokevers minder kans.
Plaaginsect
Groei blijft achter: aardappelmoeheid – cystenaaltje (Globodera rostochiensis).
Blad wordt weggevreten: coloradokever.
Gangen en gaten in de aardappels: ritnaald – larf van kniptor – (Elateridae).
Blad vergeelt, verwelkt en sterft af; wortels worden bossig en er ontstaan rotte plekken op de wortels: wortellesieaaltje (Pratylenchus penetrans).
Schil barst en wordt dun en draag als papier: destructoraaltje (Ditylenchus destructor).
Gele en bruine vlekken onder de schil, bobbelige schil en 2 tot 4 mm kleine vergroeiingen aan de uiteinden van de wortels: maiswortelknobbelaaltje (Meloidogyne fallax).
Gekruld bladeren; hier en daar zit een luis van ongeveer 2 mm grootte: groene perzikluis (Myzus persicae).
Blad vertoont gaatjes: groene appelwants (Lygocoris pabulinus).
Blad wordt geel en bobbelig; eitjes aan de onderzijde blad: kaswittevlieg (Trialeurodes vaporariorum).
Deze bijna anderhalve cm grote kever is een penseelkever (Trichius fasciatus). Penseelkevers kunnen geen kwaad, maar helpen bij de bestuiving.
Schimmels & ziektes
Bruine plekken op blad en stengels: aardappelziekte (Phytophthora).
Het jonge blad rolt naar binnen op, vergeelt en verkleurt paarsbruin: bladrolvirus.
Kankerachtige bruine vlekken op de aardappel en op de wortel, later zwart: gangreen (Phoma exigua).
Jonge stengels en kiemen worden aangetast, later vormt zich een witte of grijze manchet rond de stengel; zwarte plekken op de aardappel: lakschurft (Rhizoctonia solani).
Afstervende plantdelen, later volgt een dikke laag witte schimmel: Sclerotiënrot (Sclerotinia sclerotiorum).
Bladeren aan het uiteinde van een stengel verwelken, waarbij het blad niet omkrult of oprolt. Daarna volgen meer topbladeren. Een doorgesneden aangetaste stengel vertoont bacterieslijm. Bij het rooien van aangetaste aardappels is de aarde om de aardappel slijmerig en blijft kleven: Bruinrot (Ralstonia solanacearum).
Op de wortel ontstaan donkere, kurkachtige vlekken met stervormige scheurtjes: schurft (gewone) (Streptomyces scabies).
Kleine bruine vlekjes op het blad, uitgroeiend tot grote vlekken, waarna het blad vergeelt, krult en afsterft: Alternaria (Alter
Bruinige wratten op de aardappelen: wratziekte, veroorzaakt door de schimmel Synchytrium endobioticum.
Overig
Achterblijvende groei, planten worden bleek, oudste bladeren verkleuren het eerst: stikstofgebrek.
Bladeren worden donkergroen, gaan glimmen en verkleuren naar brons waarna ze afsterven: kaliumgebrek.
Grote gaten in geoogste aardappels, meestal zijn tandafdrukken zichtbaar: muizen- en/of rattenvraat. Ondergronds kunnen woelmuizen ook gaten vreten in aardappels. Evenals de veenmol (zeldzaam in B en NL), maar bij de veenmol-schade zijn geen tandafdrukken te vinden.
Bij het schillen blijken er onder de schil blauwe verkleuringen te zitten die weggesneden moeten worden: stootblauw.
Scheuren in de aardappelen door onregelmatig vochtaanbod. Na droogte volgt een periode met veel regen, waardoor de aardappels een groeispurt krijgen met groeischeuren tot gevolg.
Oranje eitjes aan de onderkant van het blad: eitjes van de coloradokever. Vernietig deze. Let op: de eitjes lijken wat op die van het lieveheersbeestje; echter deze zijn minder fel oranje en groter dan die van de colorado