B C D G H K M O S T V W

Mos, mos en nog eens mos

Echt, overal mos..

Tussen de tegels, in het gras, overal zijn nu de frisgroene kussentjes mos te zien. De maanden januari, februari en het prille begin van het voorjaar zijn voor het mos de belangrijkste maanden van het jaar. Dan ontvangt het al het beschikbare licht, dat in de rest van het jaar door de bebladerde heesters wordt tegengehouden. Ook is er voldoende vocht om de fijne celstructuur van het mos tot barstens toe te doen opzwellen.

Mossen vermenigvuldigen zich door middel van sporen, die in urnvormige doosjes worden gevormd. Deze sporenkapsels zijn bedekt door gepunte kapjes, de huikjes, die afvallen zodra de sporen rijp zijn. Zo’n minuscule spore van mos neemt genoegen met het allerminste: het schaduwrijkste en onbeduidendste plekje in de tuin. Niet overal is mos welkom – bijvoorbeeld in het gras.

Maar eigenlijk is mos best mooi! Behalve de mossen die zich in de vorm van kussens ontwikkelen, zijn er nog de fraaie korstmossen. Deze kleurige plakkaten bedekken verweerde muren. Ook het zijdemos met zijn groene uitlopers, nestelend tussen de stenen van de rotstuin, is in het vroege voorjaar van de partij.

Geef mos een plaats in de schaduwtuin, het zit er immers toch al. Zoek een vergane boomstronk en bindt er bijvoorbeeld muisjesmos, zijdemos, dikkopmos en fluweelmos op. Leg de boomstronk met het mos op een schaduwrijke plek onder een forse heester. In de zomer zie je door het blad van de heester het mos niet meer. Maar zodra het blad in de herfst valt, komt het mos in haar priegelige pracht tevoorschijn. Met wat geluk groeien er in de loop der jaren ook nog wat paddenstoelen tussen de mossen.

herkennen mos in gazon
Foto: PlantEnPlagen

Het mos in het gras is een ander verhaal. Het kan het beste bestreden worden door het strooien van kalk; mos houdt immers van een zure omgeving. Liefst drie keer per jaar een forse kalkgift: aan het begin van de groeiperiodes van het gras in maart en augustus en aan het begin van de winter als de vele regen de bodem verzuurt. Dood mos laat zich gemakkelijk wegharken. Met verticuteren wordt het mos ook verwijderd, maar ook heel veel meer – niet doen dus. Zie ook: Verticuteren, beter van niet.

Onkruid

Ongewenste plantengroei

Want dat is ‘onkruid’: een plantje dat op de verkeerde plek staat. Dat zegt dus niets over de eigenschappen of het nut van die plant. Dat ‘onkruid’ kan uitgezaaide vrouwenmantel zijn, een klaproos, smeerwortel; allemaal eerbiedwaardige planten, maar de eigenschappen van die planten zijn op die plek niet gewenst. Onkruid is in die zin vergelijkbaar met de definitie van ‘viezigheid’ van de Engelse antropologe Mary Douglas: ‘Dirt is matter out of place’: een haar in de soep is ‘matter out of place’. Zo zijn onkruiden: ‘plants out of place’.

Onkruidbestrijding
Onkruid wieden is – hoe vervelend ook – de beste manier om ongewenste plantengroei te verwijderen. Wied als de grond een beetje vochtig is; vooral onkruid in kleigrond laat zich dan gemakkelijk weghalen. Zware gronden drogen op tot een harde, ondoordringbare korst; plantjes met penwortels breken dan af in plaats van dat ze uit de grond worden getrokken. De wind verspreidt zaden van onkruiden; regelmatig schoffelen van ontkiemend onkruid voorkomt dat er veel moet worden gewied. Onkruiden met penwortels zoals paardenbloem en melkdistel moeten met wortel en al worden verwijderd. Schoffelen helpt niet: paardenbloem en distel lopen vanuit de afgesneden wortel weer uit. Wie de grond met daarin paardenbloemen en distels freest, hakt de penwortels van deze onkruiden in talloze stukjes, waar ook weer talloze paardenbloemen en distels uit voortkomen. Laat het gewiede onkruid bij droog weer een dagje liggen, het onkruid verdort en laat zich gemakkelijk bijeen harken voor op de composthoop.

Antiworteldoek
Breng antiworteldoek aan op ongeveer 5 centimeter onder het maaiveld, om onkruid op tegel- en grindpaden te voorkomen. Antiworteldoek bestaat uit geweven zwart plastic en laat alleen water door. Het is lichtdicht en wortels komen er bijna niet doorheen. Bijna niet, want na verloop van tijd, is de ervaring, blijkt dat distels toch nog door het antiworteldoek en het grind heen groeien. Ook handig, maar erg lelijk, is antiworteldoek onder jonge heesteraanplant, om de grond onder de heesters onkruidvrij te houden. Zelfs lastig onkruid als zevenblad en kweek groeien niet door antiworteldoek.

herkennen van onkruid, ongewenste planten
Onkruid tussen de stenen, foto: Ethan2039 - CC BY-SA 4.0

Onkruid op paden en verhardingen kan ook met heet water bestreden worden. Dat gieten met heet water moet regelmatig herhaald worden en helemaal verdwijnen doet het onkruid niet, maar het blijft onder controle. De beste tijd om te gieten is aan het eind van de middag als de planten het minste water bevatten. Het hete water warmt de bovengrondse plantdelen op, doet de plant uitdrogen en bij voldoende warmte afsterven.

Spreeuwen

Vogels met menselijke trekken

De spreeuw is een vogel die zich in het late najaar uitstekend thuisvoelt in de stad. Net als de mens is de spreeuw een groepsdier. Hij heeft ook beslist menselijke trekken: zijn gedrag wordt vaak omschreven als monter en praatgraag. Een gezellige vogel dus.
De spreeuw is een alleseter en omdat gemak de spreeuw dient, zoekt hij het gezelschap van de mens. Want waar mensen zijn, is eten en de spreeuw lust het allemaal. Op het platteland met boomgaarden nog vol van gevallen fruit en akkers met restjes tarwe, is de spreeuw volop aanwezig.
Maar ook in de stad is het voor de spreeuw goed toeven: de mensen daar laten genoeg eten in de open lucht achter om als spreeuw ruimschoots aan z’n trekken te komen. Behalve de stedelijke groenvoorziening produceert de stadsmens ook erg veel – eetbaar – afval. Samen met de meeuw schuimt de spreeuw massaal de vuilstortplaatsen af op zoek naar eetbare zaken en profiteert zo van de menselijke activiteiten. Het gaat de spreeuw dan ook erg voor de wind en hij is waarschijnlijk de meest talrijke vogel ter wereld: geschat wordt dat er wereldwijd ruim honderd miljoen spreeuwen rondvliegen.
Het groepsgevoel van de spreeuw zit ingewikkeld in elkaar. In het broedseizoen in het voorjaar ontbreekt het en hebben de vogels genoeg aan zichzelf. Ze trekken de provincie in en nestelen verspreid over het platteland. Dichtbeboste streken en erg open terrein worden vermeden, ze bouwen hun slordige nesten in bomen en op gebouwen. Tegen de herfst steekt het groepsgevoel de kop op en zoeken ze elkaar op. Ze verzamelen zich op een comfortabele afstand van hun vaste stek in de stad en vertrekken in grote groepen richting mens.

Met de inval van de eerste winterse kou, meestal in de eerste week van december, trekt het grootste deel van de spreeuwen weg. Op weg naar het zuiden. Ze gaan niet allemaal, sommige overwinteren in de stadse omgeving. Soms krijgen de stedelijke spreeuwen nog bezoek van familieleden uit het hoge Noorden, want als daar door dikke pakken sneeuw het voedsel onbereikbaar is geworden, zakken deze spreeuwen naar het zuiden. Deze tijdelijke gasten zien we dan met hun Nederlandse familieleden rondscharrelen.

Groep spreeuwen, foto: CC0 Public Domain

Grote zwermen tekenen zich af tegen de heldere herfstlucht. Op zo’n verzamelstek wordt ook gegeten. Een honderdduizend spreeuwen duikt de weilanden in en eet alles op wat maar enigszins door een spreeuwenmaag verteerd kan worden.
Voldaan gaan ze dan met z’n allen op de stad aan. Naar een omgeving met hoge bomen waar ze onder veel gekwetter een slaapplaats vinden.
Spreeuwenbezoek blijft niet onopgemerkt; ’s nachts wordt het voedsel verteerd en ’s morgens voordat ze groepsgewijs weer het platteland opzoeken, wordt er uitgebreid gepoept.

Tomaten

Tomaten houden niet van regen

Een afdakje helpt tegen de regen, want tomaten zijn net als aardappelen erg gevoelig voor de pseudoschimmel Phytophthora.
Zodra er bruine plekken op blad en stengels verschijnen, heeft de tomatenziekte (Phytophthora) de kop opgestoken. Deze waterschimmel veroorzaakt de kenmerkende zwarte vlekken in op het loof van aardappels en tomaten. Het zijn schimmelachtige micro-organismen. Phytophthora overwintert op achtergebleven plantresten en in de bodem. Besmetting ontstaat door insecten, met wind en regen meegenomen sporen en in opspattend water. Tijdens periodes van zomers, warm en vochtig weer kan Phytophthora in korte tijd grote schade aanrichten.
Om tomatenziekte te voorkomen, worden tomaten belucht. In de professionele fruitteelt wordt gevolgd hoe lang het blad nat blijft (natbladperiode) en wat de temperatuur is. De combinatie van beide is medebepalend voor het ontstaan van Phytophthora. Goed gedraineerde grond helpt Phytophthora voorkomen: vocht stimuleert ontkieming van sporen.

herkennen Phytophtora
Foto: Rasbak CC BY-SA 3.0

Phytophthora beperkt zich niet alleen tot aardappels en tomaten. Rozen kunnen bijvoorbeeld last krijgen van wortelrot dat door phytophthora is veroorzaakt. Ook zilversparren, zoals de Nordmann-spar kunnen door phytophthora wortelrot krijgen, waardoor de spar uitdroogt en sterft.

Vakantie!

De vakanties zijn begonnen! Scholen lopen leeg, bedrijven werken op halve kracht en zelfs de ochtendspits is verdwenen. Caravans worden geïnspecteerd, tenten getest en de auto krijgt een vakantiebeurt.
De tuin, die de voortdurende aandacht van de tuinier nodig heeft, zal het even zonder deze zorgzame hand moeten doen.

Ter voorbereiding op deze tijdelijke scheiding van tuin en tuinier een paar tips:

De heg
Snoei hagen een tweetal weken voor de vakantie. Wees vooral niet te voorzichtig en snoei goed kort. Bij thuiskomst staat hij er weer vol in het jonge blad bij. Zorg ervoor dat de heg wel voldoende voedsel krijgt. Bemest desnoods na het snoeien de heg met wat kunstmest. Geef de haag een keer extra water ten tijde van droogte in de weken voorafgaand aan de vakantie.

Onkruiden
Schoffel flink tussen de heesters en trek onkruiden tussen de vaste planten weg. Wees daar zorgvuldig in: dat kleine, onbeduidende flintertje groen is bij terugkomst uitgegroeid tot een wanstaltig stuk onkruid dat inmiddels de hele omgeving van heel veel van hetzelfde heeft voorzien.

Het gras
Maai veel en kort in de weken voor de vakantie. Houd het gras onkruidvrij en geef de grasmat vlak voor de vakantie een goede sproeibeurt. Zo gaat het gazon in een goede conditie de vakantie in. Een buurman of kennis is best bereid het gazon te maaien en bij grote droogte te besproeien.

Potplanten
Laat deze niet op dat fraaie plekje in de zon staan. Zet ze op een beschutte plaats in de schaduw. Knip de bloemknoppen eruit; deze worden snel genoeg opnieuw gevormd. Buurvrouw of buurman wil ze vast wel water geven.

Klimplanten
Knip de kleine uitlopers een week voor vertrek weg, anders is de nog zo bescheiden klimplant bij thuiskomst uitgegroeid tot een woeste slingerplant.

Nieuw-Zeeland, foto: Bram Wolthoorn

Tips voor achterblijvers
Vraag wat er precies verwacht wordt. Achteraf blijkt vaak dat de tuineigenaar specifieke ideeën had over hetgeen de achterblijvers in de tuin hadden moeten doen. Als hun dat niet verteld wordt, is teleurstelling over en weer onvermijdelijk. Vraag ook op wat voor brandstof de motormaaier loopt voor ’t geval de brandstof opraakt. Verwijder zelf geen onkruiden; soms wordt hiermee geen dienst bewezen. Informeer naar sproeigewoontes, vraag waar het materiaal te vinden is en wat de beste ‘sproeiopstellingen’ zijn. Overtuig je ervan of het de bedoeling is om gerijpt fruit, zoals pruimen en aardbeien, voor eigen gebruik te oogsten.

Verticuteren, beter van niet

De dagen lengen, het gras begint weer te groeien en dat geldt ook voor het mos in het gazon. De grasmat oogt futloos na de winter; frisgroene plukjes mos steken de kop op. Afgestorven grassprieten liggen verscholen tussen het gras. Sommige tuiniers zweren dan bij verticuteren. Ze hebben het over de ‘vervilting’ van de grasmat. Tussen het gras hoopt zich een dun laagje dood gras op – de zogenaamde viltlaag.
Wat te doen? Verticuteren? Of bemesten en misschien wat kalk tegen mosvorming strooien?
Verticuteren – het machinaal bewerken van het gazon, waarbij mest en dood gras worden weggesneden – lijkt effectief. Eenmaal bij elkaar geharkt, ligt er een forse hoop mos en dood gras. Het gazon is bevrijd van het mos, hier en daar zijn kale plekken ontstaan en de viltlaag is verwijderd. Met het mos en de viltlaag is ook de humus – afbreekbaar dood organisch materiaal – weggehaald. De hoeveelheid humus is bepalend voor de vruchtbaarheid van de grond. Elk jaar verdwijnt er door actief bodemleven humus uit de bodem. Grond zonder organische stof is woestijngrond, er kan niks groeien. Landbouwers vullen het humusgehalte elk groeiseizoen aan; doen ze dat niet dat verarmt de bodem.
Het bodemleven, dat ondergrondse leger van regenwormen, pissebedden, schimmels en bacteriën, leven van dood organische stof en verwerken deze al etende tot voor planten opneembare voedingsstoffen (nutriënten). Verticuteren ontneemt het bodemleven haar voedingsbron en het bodemleven verschraalt daardoor. Bij gebrek aan wormen verhardt de grond en het waterdoorlatend vermogen neemt af. Bij hevige regenval ontstaan dan plassen op het gazon. Na verticuteren is bijmesten met een organische meststof (korrels van koeien- en paardenmest) noodzakelijk. Ook het opnieuw inzaaien van de ontstane kale plekken is nodig, want anders wordt de lege ruimte ingenomen door pioniersplanten als raaigras, akkerwinde, ereprijs, klaver en kruipende boterbloem.

Bodemleven
Laat het bodemleven z’n werk doen in plaats van verticuteren. Geef de wormen, pissebedden en duizendpoten voedsel in de vorm van organische mest en compost. Het bodemleven veert na de winterstop op, vermenigvuldigt zich pijlsnel en breekt het dode plantenmateriaal, de viltlaag, af. Regenwormen beluchten de grasmat en voorkomen zo dat de grond verdicht, regenwater en lucht dringen daardoor diep in de bodem. Het gras zal dieper wortelen en is dan beter bestand tegen droogte. Is de bodem aan de zurige kant (< 6 pH, zoals veengrond bijvoorbeeld) waardoor mosvorming gemakkelijk ontstaat, strooi dan in maart en juni kalkkorrels. Hark eventueel grote plukken mos weg en zaai kale plekken in.

IJzersulfaat
Om mos te doden, wordt soms ijzersulfaat toegepast: een kunstmest dat ook mos doodt. Echter ijzersulfaat is ook dodelijk voor het bodemleven, gebruik het daarom niet. Ook al omdat ijzersulfaat onveilig spul is. Het geeft roestvlekken op stenen en vloeren en per ongeluk inademen is ronduit ongezond. Houd huisdieren (honden en konijnen) weg van met ijzersulfaat behandelde gazons.

Mosvorming wordt voorkomen door niet te kort (< 4 cm) te maaien, voor goede drainage te zorgen en in het voorjaar regelmatig kalkkorrels te strooien. Door het gras enigszins hoog te houden, krijgt mos minder licht en wordt de groei vertraagd. Over het algemeen geldt dat 5 cm de beste maaihoogte is in de zomer, dat voorkomt verbranding en snelle uitdroging tijdens hitte. In de winter moet gras bestand zijn tegen sneeuw en ijs en dan is 6 cm een goede maaihoogte. Zo’n laatste maaibeurt vindt in november plaats, daarna groeit het gras immers nauwelijks meer.

Toegegeven, zo’n natuurlijk gazon zal er wat minder strak uitzien dan een met kunstmest bestrooide, geverticuteerde, supergroene grasmat. Kunstmest is het fastfood onder de meststoffen: het gras spat de grond uit, maar omdat kunstmest geen organische stof bevat, doet het niets voor de bodem; strooien met kunstmest is korte termijnwerk. De grond verarmt en een teveel aan kunstmest spoelt uit op het oppervlaktewater. Een alles verstikkende algengroei is het resultaat.

Merel met regenworm, foto: Look Sharp! - CC BY-SA 3.0

Leven in de brouwerij
Een niet-geverticuteerde grasmat kent wormenhoopjes en een dun laagje humus tussen de sprieten. Hierin leven de wormen, de pissebedden en de duizendpoten. Op zo’n gezonde, levende grasmat komen de merels en lijsters zoeken naar regenwormen. Of een meeuw die op het gazon lijkt te dansen. In werkelijkheid trappelt de meeuw op de grond waardoor trillingen ontstaan zodat wormen en insecten naar de oppervlakte komen (ha, regen!) waarna ze door de meeuw worden opgepikt. Zo danst een meeuw z’n maaltje bij elkaar.

Voorjaar

Het gaat beginnen!

De dagen lengen, de gemiddelde temperatuur kruipt omhoog, narcissen en krokussen bloeien al. In de moestuin kan wordt compost gestrooid en ingeharkt. Onder glas of in een kas kan al worden gezaaid.
Als de gemiddelde temperatuur boven de 7°C komt, begint het gras te groeien en ook onkruiden steken de kop op. Insecten komen uit hun winterslaap, bijen gaan op zoek naar nectar en sommige insecten gaan op zoek naar fris jong blad. Schimmels en andere ziekteverwekkers worden met het stijgen van de temperatuur actief.
Koolwittevliegen hebben op groenblijvende planten overwinterd en vermenigvuldigen zich in het voorjaar razendsnel om vervolgens koolplanten en aardbeien in de moestuin te koloniseren.
Kiemplantenziekte, een schimmel, tast in het voorjaar jonge bietenplantjes aan.
Gelukkig is het lang niet allemaal kommer & kwel in de moestuin. Voldoende voedingsstoffen en water zorgen voor gezonde gewassen die tegen een stootje kunnen. Wisselteelt houdt bodemparasieten in toom. Schoon gereedschap voorkomt overdracht van ziekteverwekkers.
Is er toch iets mis in de moestuin, dan biedt deze website uitkomst. Deze relationele database geeft per gewas een overzicht van ziektes en plagen. Per plaag wordt vermeld wat eraan te doen is en hoe de plaag te voorkomen.

Pissebedden, foto: Acélan - CC BY-SA 3.0

Pissebedden leven van organisch materiaal en dragen zo bij aan de humusvorming in de bodem. Ondergronds doen pissebedden goed werkt, maar bovengronds is dat helaas niet zo. In het vroege voorjaar, als de eerste zaailingen tevoorschijn komen, vreten pissebedden jong plantgoed aan. Ook bloemen en vroeg fruit zoals aardbeien kunnen aangetast worden.
Insecten, spinnen, kikkers en vogels zijn de natuurlijke vijanden van de pissebed.

Vorst

Niet alle planten zijn winterhard

Als het een paar graden gevroren heeft en de tuin ’s morgens onder een laagje rijp gehuld gaat, betekent dat voor sommige planten een witte lijkwade. Zij hebben de vorst niet overleefd.

Temperaturen onder nul kunnen fatale processen in de groene delen van een plant in gang zetten, zoals bijvoorbeeld het slap worden van het blad. Dit gebeurt omdat het water in de cel-tussenruimten bevriest en er zodoende steeds meer water aan de cellen wordt onttrokken, zodat die dan verdrogen. Als de vorst lang aanhoudt, verdroogt het blad dermate dat herstel onmogelijk is. Ook als de temperatuur na een periode van vorst erg snel stijgt, kan er onherstelbare schade ontstaan. Het ijs in het blad dooit dan zo snel dat de door de droogte gekrompen celwand het tempo van de uitzetting niet kan bijhouden en barst. Ook een snelle inval van vorst kan fataal aflopen voor het blad. Het water in de cellen wordt dan niet eerst geleidelijk aan het blad onttrokken, maar bevriest in de cel zelf. De scherpe punten van de ijskristallen scheuren de celwand stuk. Kortom, kommer en kwel.

Er zijn echter planten die koude heel goed kunnen verdragen: deze soorten verdragen de vrieskou doordat in de celvloeistof een grote hoeveelheid suikers – antivries – is opgelost. Deze planten zijn winterhard, omdat de vorst hen onberoerd laten. Boerenkool bijvoorbeeld behoort tot deze groep planten en kan dus gedurende een groot deel van de winter op het land blijven staan. Een paar graden vorst verbetert zelfs de smaak, zo wil een oude volkswijsheid: vorst zorgt ervoor dat de boerenkool extra suiker aanmaakt en daarmee verdwijnt ook de bittere smaak.

De kans op vorstschade is naast de gevoeligheid van de plant ook afhankelijk van de standplaats. Sommige plekken in de tuin zijn kouder dan andere, de zogenaamde vorstgaten: tochtige plaatsen, waar de koude vrieslucht tussen huizen of langs dijken naar beneden zakt en blijft hangen. Zet daar geen vorstgevoelige planten.

Tot troost: als de vorst genadeloos in de tuin heeft toegeslagen, is het goed te weten dat de natuur de aangetaste planten vaak een herkansing geeft. Bloeien zullen ze het komende seizoen niet meer, maar er vormt zich later meestal wel weer nieuw blad.

Bloemen overleven onder sneeuw
Winterhard leverbloempje (Hepatica nobilis), foto: PlantEnPlagen

Wie vorstschade-vrij wil tuinieren, kan kiezen uit bijvoorbeeld de volgende ijzersterke, winterharde vaste planten: duizendblad (Achillea), monnikskap (Aconitum), zenegroen (Ajuga), ossentong (Anchusa), geitenbaard (Aruncus), akelei (Aquilegia) en margrieten (Chrysanthemum). En forsythia, ribes, vlier (Sambucus) en Gelderse roos (Viburnum Opulus) behoren tot de winterharde heesters.

Water is water, toch?

Water is water, wat de bron (uit de grond of uit de sloot) ook is. Dat zou je zeggen, maar nee dus, want zowel met het grondwater als met het water in de sloot kan van alles mis zijn:

Grondwater uit de kuststreek kan een hoog zoutgehalte hebben. De meeste planten in de moestuin zijn niet zout-tolerant. Het zoutgehalte is zelf te meten.

Grondwater moet niet worden gebruikt als het sterk ijzerhoudend is. IJzerhoudende grondwater oxideert met zuurstof uit de lucht tot ijzer(III)oxide (Fe2O3) – roest. Roest is niet in water oplosbaar en wordt niet door planten opgenomen. Roest veroorzaakt bruinige verkleuring van gewassen, bestrating, meubilair en muren van gebouwen. Omdat planten roest niet opnemen, hebben planten er weinig last van. Echter neergeslagen roest op bladgewassen maken de groente er niet lekkerder op. Roest verstopt (druppel)leidingen en zorgt voor roestvorming in pijpleidingen, kranen en sproei-installaties.
IJzerhoudend grondwater kan dus wel voor bevloeiing (gieter) gebruikt worden, maar is niet geschikt om te vernevelen of te sproeien. Door aan vers grondwater te ruiken of het even te proeven is de aanwezigheid van ijzer vast te stellen.

Grondwater is koud; dat kan op warme dagen letterlijk een koude douche zijn voor planten. Een dagje laten opwarmen voorkomt dat.

Slootwater kent een uitgebreide flora en fauna. Dat komt bij watergeven vanuit de sloot allemaal mee in de moestuin. Een enkel waterdiertje of plantje kan geen kwaad. Maar dikke pakketten algen horen niet in de moestuin: dat gaat stinken.
Daarbij kan slootwater ziektekiemen bevatten: gevaarlijk voor mens en dier. De ziekte van Weil wordt vaak overgedragen door knaagdieren. Via slootwater dat met urine van zieke ratten besmet is, kan de ziekte van Weil via wondjes, huid en ogen op mens en huisdier worden overgedragen.

Zie je veel dode vissen en watervogels in de sloot? Dat kan wijzen op het voorkomen van botulisme. Botuline is niet gevaarlijk voor de mens; schadelijke bacteriën die in dode vissen vogels ontstaan, zijn dat wel.

Overmatige groei van blauwalgen is gevaarlijk voor mens en dier. Blauwalgen of blauwwieren scheiden soms een giftige stof af, die bij het zwemmen in met blauwalgen verontreinigd water vergiftigingsverschijnselen en huiduitslag kunnen veroorzaken. Honden worden ziek van blauwalgwater omdat ze bij het zwemmen altijd wel wat water binnenkrijgen.

Overdadige algengroei door met kunstmest verontreinigd oppervlaktewater, foto: F. lamiot CC BY-SA 2.5

Slootwater kan ook teveel fosfaten (kunstmest!) en resten bestrijdingsmiddelen bevatten. Een teveel aan fosfaten is zichtbaar door de overmatige groei van algen en waterplanten. Resten bestrijdingsmiddelen zijn helaas alleen aantoonbaar via laboratoriumonderzoek.

Watergeven

Met een gieter of beregenen...

Tijdens droge periodes ontkom je er niet aan om planten in de tuin water te geven. Dat kan per plant met een gieter of alle planten tegelijk door de tuin te beregenen.
Met een gieter is het het beste om de grond rond de planten in een keer ruim te begieten. Eigenlijk zoveel dat de watergift ook de diepere plantenwortels bereikt. Op lichte gronden zal het water snel door de bodem worden opgenomen; op zware klei is dat niet het geval. De grond slaat al snel dicht en er vormen zich plassen: de grond is niet doorlatend.

Om te zien in hoeverre het water bij beregenen met een sproeier in de bodem is gezakt, kun je het beste op een paar plekken in de tuin even een spa in de grond zetten om te kijken tot waar de grond vochtig is. Gebruik een regenmeter om te meten hoeveel er beregend is en noteer de verhouding tussen het aantal beregende mm en het aantal mm vochtig geworden aarde. Ook handig om te weten bij regenval.

Ook bij beregenen geldt dat er beter in één keer ruim beregend kan worden in plaats van elke dag een beetje. Dagelijks een bescheiden hoeveelheid beregenen doet de bodem dichtslaan (klei!) en levert een hogere verdamping op ten opzichte van een wekelijkse forse hoeveelheid. Bovendien worden de dieper gelegen wortels niet bereikt en wordt een oppervlakkiger beworteling bevorderd, waardoor planten eerder uitdrogen. Maak de aarde na het watergeven los; dat voorkomt het dichtslaan van de grond. Bovendien droogt losgemaakte grond minder snel uit.

Tijdens droogte is het het beste om niet de hele tuin te beregenen, maar per plant een forse hoeveelheid water te geven, en dat één keer per week. Ontkiemend onkruid tussen de planten krijgt zo geen kans om te groeien. Pas geplante heesters en zomergoed hebben natuurlijk minder maar vaker water nodig, om te voorkomen dat ze niet uitdrogen.

’s Avonds watergeven geeft de planten de gelegenheid gedurende de nacht water op te nemen. Echter de vochtige omgeving maakt ook slakken actief. ’s Morgens watergeven voorkomt dat, maar verkort de tijd dat de planten een surplus aan water kunnen opslaan. ’s Morgens drogen de planten beter na het watergeven, wat dan weer de kans op schimmels beperkt.

Met ijzer verontreinigd water
Beek met ijzerhoudend water, foto: D. Hardesty - CC Public Domain

Grondwater uit de kuststreek kan een hoog zoutgehalte hebben. De meeste planten in de moestuin zijn niet zout-tolerant. Het zoutgehalte is zelf te meten.
Grondwater moet niet worden gebruikt als het sterk ijzerhoudend is. IJzerhoudende grondwater oxideert met zuurstof uit de lucht tot ijzeroxide (Fe3O4) – roest. Roest is niet in water oplosbaar en wordt niet door planten opgenomen. Roest veroorzaakt bruinige verkleuring van gewassen, bestrating, meubilair en muren van gebouwen. Omdat planten roest niet opnemen, hebben planten er weinig last van. Op bladgewassen neergeslagen roest maken de groente er niet lekkerder op.
IJzerhoudend grondwater kan dus wel voor bevloeiing (gieter) gebruikt worden, maar is ongeschikt om te vernevelen of te sproeien. Door aan vers grondwater te ruiken of het even te proeven is de aanwezigheid van ijzer vast te stellen.