Ui

Ui – (Allium cepa) ook ajuin of siepel genoemd, behoort tot de narcisfamilie (Amaryllidaceae). Uien kunnen als pootuitjes vanaf maart tot eind april worden geplant. Zaaien kan ook: doe dat in het najaar, zodat je in het voorjaar je eigen pootuitjes hebt. Uien houden van stevige grond die niet te zanderig is. Larven van de uienvlieg tasten de uien aan. De poppen van de larven leven ondergronds, daarom is wisselteelt voor uien van belang. Tijdens natte zomers kan het loof gaan schimmelen: afknippen. Soms schiet een ui door en vormt een bloemstengel. Haal de bloemknop eruit, zodat de energie weer naar de bol gaat. Gebruik compost om het uienbed te bemesten; stalmest trekt insecten zoals de uienvlieg aan.
De pootuitjes die van maart tot eind april zijn geplant, kunnen eind juni, begin juli worden geoogst. In de loop van juni is het loof van de ui gaan verdrogen en slap gaan hangen. Geef het loof van de uien een week of twee de tijd om af te sterven en trek de uien daarna aan het verdroogde loof uit de grond. Gooi beschimmelde of zacht geworden uien meteen op de composthoop. Uien moet worden gedroogd. Afhankelijk van de plek duurt dat één tot anderhalve maand. Veel moestuiniers binden de uien in trosjes en hangen die onder een afdak te drogen. Drogen in een schuur of serre op een pallet of een stuk gaas werkt natuurlijk ook. Als er maar lucht bij kan.
Zaai uien in het najaar voor de herfst- en winterteelt, zodat je in het voorjaar eigen pootuitjes hebt. Er zijn speciale rassen voor de teelt in de herfst en winter.