Meidoorn, heester behorend tot de rozenfamilie. Meidoorns zijn inheems voornamelijk op het noordelijk halfrond: Europa, Noord-Amerika, Azië en Noord-Afrika.
Ook bekend als:
Haagdoorn
Steendoorn
Je bekijkt de voor mobiel aangepaste versie van de pagina.
Die voor tablets, laptop en desktop biedt ook algemene informatie, zoals herkomst, giftigheid en teelt.
- De besjes van de meidoorn zijn niet giftig; de vruchtjes worden in de kruidenleer gebruikt.
Meidoorn – (Crataegus), heester behorend tot de rozenfamilie (Rosaceae). Meidoorns zijn inheems voornamelijk op het noordelijk halfrond: Europa, Noord-Amerika, Azië en Noord-Afrika. Er zijn eenstijlige (Crataegus monogyna) en tweestijlige (Crataegus laevigata) meidoorns. Eenstijlig en tweestijlig: de stampers van de eenstijlige meidoorn zijn allemaal gelijk, terwijl de stampers van de tweestijlige meidoorn twee ‘stijlen'(variaties) kennen.
Eenstijlige meidoorns wordt in rivierdalen en kalkhoudende gronden (duinen) gevonden. De bloesem heeft een onaangename geur. Eenstijlige meidoorn kunnen tien meter groot worden. De tweestijlige meidoorn wordt niet groter dan een meter of vijf en bloeit een paar weken eerder dan de eenstijlige, geurt aangenaam; de besjes zijn rood en vogels zijn er dol op.
Als sierplant is de roodbloeiende tweestijlige meidoorn ‘Paul’s Scarlet’ bekend. Deze boom kan een meter of zeven groot worden.
Meidoorns houden van een niet al te natte vochthoudende klei- of leemgrond, bij voorkeur enigszins kalkhoudend en een plek in de zon of halfschaduw. Ze verdragen snoeien goed en worden daarom vaak aangeplant als hagen. Snoeien in de winter als de meidoorns hun blad hebben laten vallen.
Meidoorns bieden met hun stekels een veilige nestgelegenheid voor zangvogels.
De meidoorn is als de peer en de lijsterbes vatbaar voor bacterievuur (Erwinia amylovora). Hierdoor zijn in de omgeving van boomgaarden veel meidoornhagen verdwenen. In streken met fruitteelt mogen meidoorns niet meer aangeplant worden.
Plaaginsect
Eind juni, begin juli verschijnen bruinige spinsels van + 10 cm tussen de bladeren. Poepresten hangen in het spinsel, donkergele rupsen kruipen er rond: larven van de perespinselbladwesp (Neurotoma saltuum).
Spinsels met oranje rupsen tussen de bladeren: larven van de duifmot (Swammerdamia pyrella), een stippel
Grote spinsels met kleine rupsjes in het vroege voorjaar als het blad net uitloopt of de spinsels in de late herfst, waarin de rupsjes overwinteren: de larven (rupsjes) van de bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea).
Groene luizen op nieuwe scheuten – vooral in de zomer. De nieuwe scheuten krullen door de luizen en worden wat geremd in de groei. In het vroege voorjaar zijn ze beperkt zichtbaar: groene appeltakluis (Aphis pomi).
De zachte delen van de witte bloemen worden aangevreten: penseelkever (Trichius fasciatus).
Schimmels & ziektes
Bloesem, blad, tak en twijg worden bruinzwart en verschrompelen, verdikte plekken: bacterievuur (Erwinia amylovora), ook wel perenvuur genoemd.
Donkeroranje vlekken met bruine kern op het blad, deze verkleuren naar rood en groeien uit tot een oranje bult: perenroest (Gymnosporangium clavariiforme).
Van lichtgroen naar bruin verkleurende vlekken op het blad, appels groeien niet, krijgen donkere vlekken met stervormige scheurtjes: appelschurft (Venturia inaequalis).
Bladeren krijgt loodachtige kleur: loodglans (Chondrostereum purpureum).
Overig
Voorkom vroegtijdige blad val door een te natte bodem waardoor de wortels kunnen gaan rotten. Zorg voor een goede afwatering en maak de bodem diep los.