Kersenbomen zijn onder te verdelen in zoete en zure kersen.
Je bekijkt de voor mobiel aangepaste versie van de pagina.
Die voor tablets, laptop en desktop biedt ook algemene informatie, zoals herkomst en teelt.
Kers, onder te verdelen in zoete kersen (Prunus avium) en zure kersen (Prunus cerasus); in Vlaanderen worden kersen krieken genoemd; boven de rivieren heeft men het over morellen.
Kersen worden geënt op een onderstam en gekweekt als laagstam, halfstam en hoogstam.
Kersenbomen staan bij voorkeur in de volle zon, op het zuiden. Deze warme standplaats is belangrijk voor de vorming van bloesems en later vruchten. De zure kers (Prunus cerasus) wordt 7 tot 8 meter hoog en de zoete kers (Prunus avium) 20 meter.
Zoete kersen gedijen het beste in vochthoudende, lichte kleigrond. Het is beter zoete kersen de eerste jaren na aanplant niet te bemesten om ziektes en gomziekte te vermijden. Na deze periode bemesten in april en juni.
Zure kersen zijn minder veeleisend wat grond betreft, als deze niet te zwaar of te nat is. De zure kers bemesten met stalmest in april en juni.
Pruimen, kersen, perziken en abrikozen zijn steenvruchten. Deze bomen kunnen het beste van half april tot half september gesnoeid worden. In de praktijk betekent dat steenvruchtbomen net na de bloei in april/mei of net na de pluk in augustus gesnoeid kunnen worden. Omdat de bomen dan nog in de groei zitten, genezen snoeiwonden sneller en worden ziektes en schimmels voorkomen.
Plaaginsect
Blad vertoont gaatjes, wrattige plekjes op de kersen: groene appelwants (Lygocoris pabulinus).
Aangetaste kers (rotte plekjes): kersenvlieg (Rhagoletis cerasi).
Bij rijpende kersen ontstaan zachte plekken die gaan rotten: Aziatische fruitvlieg (Drosophila suzukii).
Spinsels met oranje rupsen tussen de bladeren: larven van de duifmot (Swammerdamia pyrella), een stippelmot.
Blad is bedekt met zwarte bladluizen, vervormt, krult en blijft achter in groei: zwarte luis (Myzus cerasi).
Eind juni, begin juli verschijnen bruinige spinsels van + 10 cm tussen de bladeren. Poepresten hangen in het spinsel, donkergele rupsen kruipen er rond: larven van de perespinselbladwesp (Neurotoma saltuum).
Schimmels & ziektes
Roodachtige vlekjes op blad verkleuren naar bruin, bladweefsel sterft af; er vallen gaten in het blad: hagelschotziekte (Stigmina carpophila).
Bruinkleuring aangetaste kersen en valfruit met schimmelsporen: moniliarot (Monilinia spp.).
Bladeren krijgt loodglansachtige kleur: loodglans (Chondrostereum purpureum).
Blad vroegtijdig valt af, op afgestorven bast verschijnt bruin gom: bacteriekanker (Pseudomonas syringae)..
Bast scheurt, tak verwelkt en er verschijnt rood schimmelpluis: vruchtboomkanker (Neonectria ditissima).
Roodbruine, kussenvormige zwammen ontstaan op de stam: boomgaardvuurzwam (Phellinus tuberculosus).
Overig
Bijna rijpe kersen worden weggepikt: vogels (spreeuwen).
Op diverse plekken op takken en stam lekt de boom vocht, dat indroogt tot bruine gom: gomziekte.
In de winter willen hazen, konijnen er reeën nog wel eens aan de takken en stam van de kersenboom knagen.
Verticale scheuren in de bast van de stam: bastscheuren.
Op de bladsteeltjes zitten verdikkingen. Dit zijn honingklieren die buiten de bloemen liggen. Deze extraflorale nectarklieren komen voor op schutbladeren, steunblaadjes, bladstelen en bladeren. Deze honingklieren trekken wespen en mieren aan die de plant tegen plaaginsecten beschermen. De honing van deze klieren is van mindere kwaliteit dan die van de nectarklieren in de bloem. Extraflorale nectar
Door overvloedige regen na een periode van droogte barsten de bijna rijpe kersen. Om dit te voorkomen worden kersenbomen soms onder een afdak geplaatst.