Braam, zoals die voorkomt in de moestuin is een kruising van verschillende braamsoorten en kent geen soortnaam.
Je bekijkt de voor mobiel aangepaste versie van de pagina.
Die voor tablets, laptop en desktop biedt ook algemene informatie, zoals herkomst en teelt.
Braam, zoals die voorkomt in de moestuin is een kruising van verschillende braamsoorten en kent geen soortnaam. Rubus komt dicht in de buurt.
Houtachtigen als framboos, braam en aalbes kunnen als een haag rondom de wisselteeltbedden geplant worden. Zo’n haag zorgt voor een luw microklimaat bij de groentebedden en is aantrekkelijk voor bijen. Bemest zo’n haag wel regelmatig en plant ‘m niet te dicht op de groentebedden (schaduw!).
Plaaginsect
Bloemknop verdroogt: aardbeibloesemkever (Anthonomus rubi).
Knoppen worden aangevreten en larven in braam: frambozenkever (Byturus tomentosus).
Sommige bramen in een trosje worden niet rijp, blijven rood en hangen soms ook in de winter nog aan de tak: bramengalmijt (Acalitus essigi).
Blad vertoont gaatjes, wrattige plekjes op de bramen: groene appelwants (Lygocoris pabulinus).
Boorgang in stengel van de braam; rond de boorgang zijn boorresten te vinden: blauwe ertsbij (Ceratina cyanea).
Zadelsprinkhaan (Ephippiger ephippiger) tussen het blad; deze sprinkhaan is nuttig omdat hij plaaginsecten eet.
Aan het eind van het seizoen, in de herfst wordt het blad aangevreten door larven (rupsjes) van bladwespen: de bramenbladwesp (Arge cyanocrocea) met z’n geelgroene larven of de knollenbladwesp (Athalia rosae) met zwarte larven (rupsjes). De rupsjes zitten meestal aan de onderkant van het blad en eten het bladgroen tussen de nerven.
Grote spinsels met kleine rupsjes in het vroege voorjaar als het blad net uitloopt of de spinsels in de late herfst, waarin de rupsjes overwinteren: de larven (rupsjes) van de bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea).
Schimmels & ziektes
Schimmel op blad en braam; vrucht rot weg: grauwe schimmel (Botrytis cinerea).
Er verschijnen ovale, roodbruine tot paarsbruine vlekken op de takken: bruinestengelvlekkenziekte (Septocyta ruborum).
Donkerrode vlekken op de bovenkant van het blad; aan de onderkant verschijnen oranjebruine vlekken: gewone braamroest (Phragmidium violaceum).
Overig
Blad en jonge braampjes verdrogen en verbranden tijdens droogte en een hittegolf. Een stevige oostenwind verergert de droogteschade. Zie ook: zonnebrand en droogteschade.