A B C D E F G H I J K L M N O P R S T U V W X Z

Appelzaagwesp

De appelzaagwesp behoort tot de bladwespen. Bladwespen hebben geen wespentaille, zoals de ‘gewone’ wespen en ze steken niet.

Niet verwarren met:
Appelbladwesp (Pristiphora maesta)

Appelzaagwesp, foto: Kirov-Chepetsk Chemical Company
Verkurkt litteken van de larve appelzaagwesp, foto: Ilya Mityushev, Dep of Plant protection of the Russian Timiryazev State Agrarian University

Appelzaagwesp (Hoplocampa testudinea) behoort tot de bladwespen (Tenthredinidae). Bladwespen hebben geen wespentaille, zoals de ‘gewone’ wespen en ze steken niet.
Bladwespen komen overal in de gematigde streken voor (behalve in Nieuw-Zeeland); Europa telt zo’n 800 soorten.
De appelzaagwesp is zo’n 6 mm lang met een vleugelwijdte van 5 tot 7 mm. De rupsen zijn tussen de 9 en 11 mm en hebben bij het uitkomen een zwarte kop, die als de larven (rupsen) groter worden, bruin wordt. De larven lijken op rupsen, zijn dat niet (ze hebben meer schijnpoten) en worden daarom bastaardrupsen genoemd.
De rupsen van de appelzaagwesp kunnen gemakkelijk verward worden met die van de fruitmot. Rupsen van appelzaagwespen hebben echter tien paar poten in plaats van acht paar, zoals echte rupsen. Appel (Malus) is de waardplant van deze zaagwesp.
De appelzaagwesp kent maar één generatie per jaar. De rupsen overwinteren als cocon op een paar centimeters diepte onder de grond. Na het verpoppen in het voorjaar komen in april/mei, tijdens de bloei van de appelbomen, de volgroeide zaagwespen tevoorschijn. Vooral ’s morgens en als de zon het hoogst staat, zijn ze op warme, zonnige dagen te zien. Het vrouwtje legt slechts één ei (wit, 1 mm groot) in het vruchtbeginsel van de bloem. Na twee weken komt er een larve (rupsje) – niet groter dan 2 mm – uit het ei en die vreet zich via een ondiepe mineergang van de kelk naar de buitenkant van de vrucht. Deze mineergang groeit als verkurkt litteken met de appel mee en is later op de appel zichtbaar als een slingerend bruin lint (de appelzaagwespslinger). Het rupsje vreet daarna andere vruchten aan, waarbij oranjebruin boormeel ontstaat. Als de pitten zijn aangevreten, vallen de beginnende appeltjes er in juni al af. Als de larve volwassen is, valt de rups op de grond, verdwijnt in de bodem waar het een cocon maakt, waarin de rups overwintert.
De rupsen van de appelzaagwesp kunnen behoorlijke schade aanbrengen. In de professionele fruitteelt wordt in het voorjaar met lijmvallen gewerkt: zodra er per val (één val per 2500 m2) zo’n 30 bladwespen voorkomen, is bestrijding noodzakelijk. In de particuliere tuin wordt het voorkomen van bladwespen niet gemonitord, zodat het kan gebeuren dat op een dag in mei een appelboom vol blijkt te zitten met rupsjes van de appelzaagwesp.
Sluipwespen en vogels zijn de natuurlijke vijanden. Biologische bestrijding wordt toegepast door sluipwespen (Lathrolestes ensator) in te zetten. Deze wespensoort legt zijn eieren in de larven van de appelzaagwesp.

Vindplaats

Remedie

Lastig te bestrijden; zodra de rupsen zichtbaar worden, is het kwaad al geschied. Appels zijn aangetast. Schud regelmatig de boom zodat aangetast fruit afvalt. Aangetaste appels afvoeren naar de milieustraat. Een biologisch en milieuvriendelijk bestrijdingsmiddel is een extract gemaakt van bitterhout (Quassia-extract).

Preventie

Zorg voor een vogelvriendelijke omgeving: vogels eten insecten waaronder de bastaardrupsen (larven) van de appelzaagwesp.
Het behandelen van de appelboom met Quassine-extract helpt aantasting door de larven van de appelzaagwesp te voorkomen. Quassine-extract werkt als een contact-insecticide.

Verwante onderwerpen