De dagen lengen, het gras begint weer te groeien en dat geldt ook voor het mos in het gazon. De grasmat oogt futloos na de winter; frisgroene plukjes mos steken de kop op. Afgestorven grassprieten liggen verscholen tussen het gras. Sommige tuiniers zweren dan bij verticuteren. Ze hebben het over de ‘vervilting’ van de grasmat. Tussen het gras hoopt zich een dun laagje dood gras op – de zogenaamde viltlaag.
Wat te doen? Verticuteren? Of bemesten en misschien wat kalk tegen mosvorming strooien?
Verticuteren – het machinaal bewerken van het gazon, waarbij mest en dood gras worden weggesneden – lijkt effectief. Eenmaal bij elkaar geharkt, ligt er een forse hoop mos en dood gras. Het gazon is bevrijd van het mos, hier en daar zijn kale plekken ontstaan en de viltlaag is verwijderd. Met het mos en de viltlaag is ook de humus – afbreekbaar dood organisch materiaal – weggehaald. De hoeveelheid humus is bepalend voor de vruchtbaarheid van de grond. Elk jaar verdwijnt er door actief bodemleven humus uit de bodem. Grond zonder organische stof is woestijngrond, er kan niks groeien. Landbouwers vullen het humusgehalte elk groeiseizoen aan; doen ze dat niet dat verarmt de bodem.
Het bodemleven, dat ondergrondse leger van regenwormen, pissebedden, schimmels en bacteriën, leven van dood organische stof en verwerken deze al etende tot voor planten opneembare voedingsstoffen (nutriënten). Verticuteren ontneemt het bodemleven haar voedingsbron en het bodemleven verschraalt daardoor. Bij gebrek aan wormen verhardt de grond en het waterdoorlatend vermogen neemt af. Bij hevige regenval ontstaan dan plassen op het gazon. Na verticuteren is bijmesten met een organische meststof (korrels van koeien- en paardenmest) noodzakelijk. Ook het opnieuw inzaaien van de ontstane kale plekken is nodig, want anders wordt de lege ruimte ingenomen door pioniersplanten als raaigras, akkerwinde, ereprijs, klaver en kruipende boterbloem.
Bodemleven
Laat het bodemleven z’n werk doen in plaats van verticuteren. Geef de wormen, pissebedden en duizendpoten voedsel in de vorm van organische mest en compost. Het bodemleven veert na de winterstop op, vermenigvuldigt zich pijlsnel en breekt het dode plantenmateriaal, de viltlaag, af. Regenwormen beluchten de grasmat en voorkomen zo dat de grond verdicht, regenwater en lucht dringen daardoor diep in de bodem. Het gras zal dieper wortelen en is dan beter bestand tegen droogte. Is de bodem aan de zurige kant (< 6 pH, zoals veengrond bijvoorbeeld) waardoor mosvorming gemakkelijk ontstaat, strooi dan in maart en juni kalkkorrels. Hark eventueel grote plukken mos weg en zaai kale plekken in.
IJzersulfaat
Om mos te doden, wordt soms ijzersulfaat toegepast: een kunstmest dat ook mos doodt. Echter ijzersulfaat is ook dodelijk voor het bodemleven, gebruik het daarom niet. Ook al omdat ijzersulfaat onveilig spul is. Het geeft roestvlekken op stenen en vloeren en per ongeluk inademen is ronduit ongezond. Houd huisdieren (honden en konijnen) weg van met ijzersulfaat behandelde gazons.
Mosvorming wordt voorkomen door niet te kort (< 4 cm) te maaien, voor goede drainage te zorgen en in het voorjaar regelmatig kalkkorrels te strooien. Door het gras enigszins hoog te houden, krijgt mos minder licht en wordt de groei vertraagd. Over het algemeen geldt dat 5 cm de beste maaihoogte is in de zomer, dat voorkomt verbranding en snelle uitdroging tijdens hitte. In de winter moet gras bestand zijn tegen sneeuw en ijs en dan is 6 cm een goede maaihoogte. Zo’n laatste maaibeurt vindt in november plaats, daarna groeit het gras immers nauwelijks meer.
Toegegeven, zo’n natuurlijk gazon zal er wat minder strak uitzien dan een met kunstmest bestrooide, geverticuteerde, supergroene grasmat. Kunstmest is het fastfood onder de meststoffen: het gras spat de grond uit, maar omdat kunstmest geen organische stof bevat, doet het niets voor de bodem; strooien met kunstmest is korte termijnwerk. De grond verarmt en een teveel aan kunstmest spoelt uit op het oppervlaktewater. Een alles verstikkende algengroei is het resultaat.